2021 11 02 KLIMAATBOSUIL ROEPT IN DE NATUURTUIN VAN PIERRE TAVERNIER

2021 11 02 KLIMAATBOSUIL ROEPT IN DE NATUURTUIN VAN PIERRE TAVERNIER IN GISTEL


De meest voorkomende uilen in onze streek zijn de ransuil, de velduil ,de steenuil, de kerkuil en de bosuil. In mijn natuurtuin zag of hoorde ik al de steenuil en de ransuil maar op 25 oktober 2021 hoorde ik voor de eerste maal van heel dichtbij een bosuil rond 3 uur. Gisteren hoorde ik deze vogel opnieuw en ook deze nacht (2021 11 02) kwam hij langs. De typisch zang kun je horen op https://www.vogelgeluid.nl/bosuil

De bosuil bewoont allerlei landschappen, variërend van loof- en naaldbos tot stadsparken en groene woonwijken, waar hij door zijn nachtelijke leefwijze niet altijd opgemerkt wordt. De bosuil broedt overwegend in boomholtes en begint al vroeg in het jaar (februari of maart) met nestelen.

Zolang er nog bossen en voldoende bomen zijn zullen we deze vogel nog horen. Daarom is aandacht voor het klimaat zo belangrijk en moeten we ook in Gistel zoveel mogelijk bomen planten of op zijn minst behouden. Vooral  onze kasteeldomeinen en grote bomenrijke tuinen moeten we koesteren. Ik vrees echter dat men ook deze domeinen op korte termijn zal verkavelen.

Waarnemingen van de bosuil in de natuurtuin van Pierre Tavernier en de omgeving

Ook dichte en verre buren worden aangesproken om de uil te helpen opsporen.


Bosuil of Strix aluco - Chouette hulotte - Tawny owl - Waldkreuz

2021 10 25 : rond 3 uur          gehoord in natuurtuin
2021 11   01 : rond 2 uur          gehoord in natuurtuin
2021 11   02: rond 2.55  uur    gehoord bij hoeve Boddez
2021 11   08: rond 18.30 uur    gehoord (Willem)
2021 11   21 : rond 03.10 uur     gehoord bij hoeve Boddez

Op 12 en 10 november zond ik via Hoplrr de 2 berichtjes die hieronder staan en daar kwam heel wat reactie op. We hebben intussen een vermoeden dat er meerdere bosuilen in onze oostelijke hoplrrwijk vertoeven en dat er zelfs bosuilen broeden.


2021 11 10 Wie hoorde de bosuil


Beste buren,
 
Sedert 25 oktober horen we regelmatig een bosuil roepen. Google even roep van de bosuil en je weet dan waar je moet naar luisteren. Het is de eerste keer dat ik deze uil , die regelmatig in mijn tuin zit, hoor.
Twee buurtbewoners hoorden deze uil ook al. We zouden nu graag deze uil lokaliseren. Misschien woont hij in het kasteeldomein Ter Waere. Graag een mail naar pierre.tavernier2@telenet.be als je dat beest hoort. 

Merci Pierre Tavernier

 

2021 11 12 Eerste samenvatting reacties bosuil en vervolg


Beste buren,

Veel dank voor de berichtjes over de bosuil. Op de kaart in bijlage heb ik aangeduid in welke groene zones de bosuil wordt gehoord. In die zones zijn er nog kleine bosjes of zijn er nog veel hoge bomen aanwezig. De uil verplaatst zich vermoedelijk de hele nacht van de ene naar de andere zone en roept al vanaf dat het donker is. In een Britse studie las ik dat zijn territorium ongeveer 12 tot 20 hectare bedraagt.
Op de kaart heb ik ook de rode zones (kasteelparken en de zone Dokter Egide -Bibliotheek-Oostmolen ) aangeduid waar hij vermoedelijk ook wel komt maar waar geen berichten over komen. Ik ga dan ook de volgende weken 's avonds gaan luisteren en breng binnen een maand nog een extra verslag uit. Maak desnoods ook een avondwandeling langs deze zones en laat me weten of je dat pluimbeest hoort.

Merci,

Pierre Tavernier Irislaan 1 Gistel 


Op de website van www.natuurpunt.be  kun je de volgende bosuiltekst vinden.


De bosuil (Strix aluco) is een vrij grote gezette uil met dikke, rolronde kop en gitzwarte ogen. Maar het is meer pluim dan vogel: een bosuil weegt slechts 500 gram. Ze hebben geen oorpluimpjes maar vertonen een donkere bles op het voorhoofd. Er bestaan zowel grijze als roodbruine kleurvormen. Op de schouders hebben ze een rij witte vlekken. De vleugels zijn in verhouding kort zoals het een echte bosbewoner betaamt.
Je herkent de bosuil aan zijn ronde kop, zwarte ogen, het ontbreken van oorpluimen en zijn unieke roep

Hoewel uilen als symbolen van wijsheid bekend staan, jaagt hun roep heel wat mensen de stuipen op het lijf. De bosuil is de kampioen van de griezelfilms. Hij produceert het bekendste uilengeluid. Met een holle beverige triller jaagt het mannetje ons de stuipen op het lijf.

Een langgerekte ‘hoe’ wordt na een korte pauze gevolgd door een trillend ‘hoehoehoe’, voor velen een bode van naderend onheil.


De wetenschappelijke naam Strix betekent trouwens ‘heks’. Als je die roep eens in het echt wil te horen krijgen moet je in de wintermaanden ’s nachts op pad gaan. De bosuil is immers een echte nachtuil én hij kan zelfs in februari beginnen te broeden als de winter niet te hard uithaalt.

Al van in december willen ze de grenzen van hun territorium kenbaar maken. Sommige nachten hoor je er geen één, andere nachten zijn ze overal aan het roepen. Als er één mannetje begint kunnen de anderen het niet laten om hierop te reageren. Maar ook het vrouwtje kan in duet met het mannetje een triller laten horen.

Bosuilen doen het de laatste decennia erg goed in Vlaanderen en de soort evolueerde van uitgesproken bosvogels tot broedvogel van zelfs kleine stadsparkjes. Waar de bosuil opdaagt is het uitkijken geblazen voor rans- en steenuil, want die worden wel eens gesmaakt door de bosuil. Maar muizen maken natuurlijk het grootste deel van zijn menu uit.

Een koppeltje bosuilen is hondstrouw aan hun broedplaats. Als er een periode komt met weinig voedsel zijn andere uilensoorten die in gewone nesten broeden al gauw geneigd om andere oorden op te zoeken. Voor bosuilen is het broedhol echter veel te kostbaar om zo maar in de steek te laten. Ze blijven gewoon ter plekke en wachten betere tijden af. Hun menu is erg gevarieerd en kan sterk verschillen afhankelijk van het voedselaanbod. Naast muizen e.d. eten ze ook heel wat vogels. Opmerkelijk is dat uit de meeste onderzoeken blijkt dat ze zelfs niet alleen geregeld amfibieën maar soms zelfs vissen verschalken. Ze jagen vanop hun uitkijkposten en droppen hun braakballen verspreid in hun leefgebied.

Ze leggen gemiddeld 2 tot 4 (soms 6) rolronde, witte eieren. Het wijfje broedt die uit op een kleine maand (28-30 dagen). Doordat ze vanaf het eerste ei begint te broeden kunnen de jongen behoorlijk van grootte verschillen. Bij voedselgebrek eten de grootste jongen de kleinste (nestdotje of kakelnestje) op. Opnieuw 25-30 dagen later verlaten de jongen dan het nest vooraleer ze effectief kunnen vliegen. Ze klauteren dan rond in de bomen waarbij ze zelfs hun vleugels gebruiken om meer steun te vinden. Met hun dikke pluizige verschijning lijken het wel overmaatse stofzuigerzakken. Uilskuikens vertederen de meest hardvochtige zielen.

De foto hieronder toont een natuurfotograaf die een bosuilenkast maakt met een cameraruimte.



Op de website van www.natuurmonumenten.nl kun je de volgende bosuiltekst vinden


Het zijn geheimzinnige vogels, die bosuilen. Ze komen voornamelijk ’s nachts tot leven. Daardoor zie je ze zelden, maar je kan ze wel horen. Vooral in de winter kun je de mysterieuze roep van de bosuil opmerken.
Ga ’s winters maar eens stilletjes in het bos tegen een boom zitten als de schemering invalt. Met een beetje mazzel hoor je de spookachtige roep van het mannetje: een diepzacht 'oe- hoe-hoe-hoeee’.
Zo laat de uil zijn territorium aan andere mannetjes weten. Maar het kan ook een lokroep zijn voor een vrouwtje. Die is voor haar kilometers verderop nog te horen. Zij weet, daar zit een mannetje in zijn territorium. En die heeft misschien wel een mooie woonplek met een goed voedselaanbod.
Geïnteresseerde vrouwtjes antwoorden luidkeels met ‘ku-wiek’. Dat kan het startsein zijn van paarvorming voor het leven. Bosuilen zijn heel honkvast en blijven elkaar trouw. Als het klikt, begint het nestelen al in de winter.

Bosuilen leven vooral in het bos, maar ook in andere landschappen waar veel bomen staan, zoals parken, tuinen en kerkhoven. Voorwaarde is wel dat er holle bomen zijn of grote nestkasten waar ze in kunnen broeden.
Bosuilen hebben vaak een favoriete ‘roestboom’ of groepje bomen, een vaste stek waar de ze rusten. Meestal zijn het verscholen plekken, zoals dichte sparren of boomholtes. Overdag knappen ze er een uiltje. ’s Nachts vliegen ze uit om te gaan jagen. Met een gevulde maag keren ze dan weer terug naar hun roestplaats. Onder zo’n plek kun je vaak braakballen vinden, waarmee de uilen zich ontdoen van onverteerbare prooidierresten zoals botten en haar.

Zodra de duisternis zich aandient, worden bosuilen actief. Met geruisloze slagen vliegen ze tussen de bomen. Vaak verlaten ze de echt dichte bospercelen en zoeken ze open structuren op om je gaan jagen.

Met zijn grote ogen kan hij een muis al van veraf zien. Ze staan vast in de schedel. Voor spieren die de ogen kunnen laten draaien is geen plaats. De ogen staan ook dicht bij elkaar. Dichtbij zien ze daarmee niet al te scherp, maar ze kunnen we perfect de diepte inschatten.

Om toch alle kanten op te kunnen kijken beschikt de bosuil net als andere uilen over een uiterst flexibele nek die hij liefst 270 graden kan draaien. Met dank aan zijn vele nekwervels, waarmee de uil zijn kop ook ondersteboven kan keren. Dat alles zonder hoofdpijn. Tussen de wervels zit genoeg ruimte voor de nekslagaders. De uil kan zo zijn nek ook flink uitrekken.

Bosuilen speuren hun jachtterrein af op basis van geluiden. Daarvoor beschikken ze over een ingenieus gehoor. De oor-openingen, verstopt achter de kopveren, zitten links en rechts niet op dezelfde hoogte. Het geluid van een scharrelende muis komt daardoor bij het ene oor net iets eerder aan dan bij het andere. Het verschil in aankomsttijd tussen beide oren helpt de uil bij het lokaliseren van zijn prooi.

Met zijn scherpe klauwen plukt een bosuil zijn prooi met gemak van een tak of uit het gras. De kans op misgrijpen is uiterst gering, ondanks zijn matige zicht op korte afstand. Elke poot heeft twee tenen maar achteren en twee naar voren. En grijpen doet de uil met beide poten tegelijk.

Bosuilen hebben een haakvormige snavel die deels door veren wordt bedekt. Met zijn snavel scheurt hij soms stukjes van zijn prooi los, maar veel werk maakt hij daar niet van. De prooi gaat vaak in zijn geheel naar binnen. Enkele uren na de maaltijd spuugt de uil een braakbal uit met onverteerbare restjes zoals botten en haren.

Bosuilen nemen het niet zo nauw wat prooidieren betreft. Bosmuizen, woelmuizen, spitsmuizen, ratten, vleermuizen, konijnen, hazen, eekhoorns, mollen, vogels, kikkers, kevers of slakken, er gaat van alles naar binnen.
Wel hangt het menu sterk samen met het aanbod. Als echte territoriale vogel jaagt de bosuil op wat op dat moment voorhanden is. De bosmuis is in veel gebieden de meest gegeten prooi, maar in een slecht muizenjaar schakelt de bosuil over op bijvoorbeeld bosvogels zoals lijsters, mezen en spechten.

Bosuilen nestelen meestal in boomholtes van grote bomen, maar een (uilen)nestkast slaan ze ook niet af. In open landschappen broeden ze ook in holle knotbomen.
Het vrouwtjes legt soms al in februari, maar meestal in maart de eieren. Gewoonlijk zijn het er 2 tot 4, maar in jaren met veel voedselaanbod kan dat aantal oplopen tot 7. Is er weinig voedsel, dan blijft het bij 1 ei of wordt het broedseizoen zelfs overgeslagen. Het broeden is het werk van het vrouwtje, het mannetje zorgt voor de aanvoer van voedsel. Ook als de kuikens geboren zijn, blijft het vrouwtje voorlopig nog op het nest om haar kuikens te voeren. Pas na 4 tot 5 weken verlaten ze het nest.

Na zo'n dertig dagen verlaten jonge bosuilen het nest.
Waar veel vogeltjes vanuit het nest een proefvlucht maken, gaat dat bij een jonge bosuil net wat anders. Vliegen kan ie nog niet, maar hij klimt op een tak, vaker nog kukelt hij wat onhandig naar beneden. Met zijn scherpe klauwen klimt hij weer omhoog de boom in. De donzige kuikens worden dan ook wel ‘takkelingen’ genoemd.
Als je in het bos zulke pluizige bolletjes tegenkomt, laat ze dan liggen. Ze zien er misschien hulpeloos uit, maar zijn dat niet. En hun ouders zitten in de buurt.
Een takkeling kruipt vaak op eigen kracht weer omhoog.
De takkelingen worden vanaf die tijd nog enkele weken gevoerd en er wordt gestart met vlieglessen. Maar ook als ze kunnen vliegen, blijven ze nog maanden hangen rondom hun geboorteplek. Tegen de herfst moeten ze hun vertrouwde omgeving echt verlaten.

De bosuil is de meest voorkomende uil in Nederland en de stand is met circa vijfduizend broedparen de laatste jaren vrij stabiel. Mogelijk profiteert de bosuil van de toename van bos in Nederland en het ophangen van nestkasten.


De bosuil is daarmee een beetje een uitzondering. De steenuil en kerkuil, liefhebbers van kleinschalig boerenland, gaan al jaren achteruit. De ransuil komt nog redelijk algemeen voor, maar gaat ook al jaren achteruit, met name in landbouwgebieden. En de velduil is uiterst zeldzaam geworden door verlies aan vochtige leefmilieus.

Alleen de oehoe is een lichtpuntje. Die broedt nu op enkele plekken in Nederland, zoals op de Sint-Pietersberg en in Salland, maar is nog wel een zeer schaarse soort.


Wanneer broedt de bosuil ?

2021 02 23 : Nadat de bosuilen elkaar in december het hof hebben gemaakt is nu de leg en broedperiode begonnen.

De baltstijd van de bosuil is in december. Dan maken ze elkaar het hof en kan je ze goed horen roepen. Het mannetje maakt het ‘echte oehoe oehoe' geluid en het vrouwtje een wat krijsend geluid ‘kie-wik kie-wik'.

Vervolgens start de legperiode in februari en begin maart. Een bosuil legt meestal twee tot vier eieren, maar in een jaar met veel voedsel soms wel vier tot zeven eieren. Na ongeveer 29 dagen broeden komen de jonge takkelingen uit hun ei. 25-30 dagen later kruipen ze voor het eerst uit de veilige nestholte en zitten ze in de buurt van het nest op de takken. Vandaar de naam 'takkelingen'. Zo worden ze nog een tijd door hun beide ouders gevoerd. Na een maand of drie gaan ze een eigen territorium zoeken.

Sanne Rameckers, boswachter natuurmonumenten


Share by: