Deze info dd 15 december 2019 werd gedeeltelijk overgenomen uit een verslag
van het INBO = Instituut voor Natuur-en Bosonderzoek www.inbo.be
Dit verslag is gebaseerd op de veldwaarnemingen en tekst van de internationale ganzenexperten Eckhart Kuijken en Christine Verscheure
Het begint te winteren. Tijd voor ‘de vriezeganzen’. De Vlaamse Oostkustpolders zijn een echte hotspot voor overwinterende arctische ganzen. Vooral voor Kleine rietganzen zijn deze polders een favoriet overwinteringsgebied. Kolganzen ontdekten de voorbije decennia echter ook andere geschikte winterlocaties. Recent zoeken ook de Kleine rietganzen nieuwe voedselgronden op.
Internationale ganzenexperten Eckhart Kuijken en Christine Verscheure volgen nauwgezet op hoe deze verschuiving naar nieuwe ganzengebieden zich voltrekt.
Kleine rietganzen gebruiken al decennialang de Oostkustpolders als exclusief overwinteringsgebied.
In de winter van 2018 - 2019 werd echter vastgesteld hoe groepen Kleine rietganzen zich tot 15 km buiten het klassieke polderareaal verplaatsten richting zandstreek. Steeds meer groepen werden vrij regelmatig gemeld in de omgeving van Sijsele, Oedelem, Beernem en Maldegem. Ook in Jabbeke, Zedelgem, Gistel, Koekelare en Ichtegem werden almaar vaker Kleine rietganzen opgemerkt.
De ganzen gingen vooral op zoek naar grote maïsakkers. Hoewel de aantallen in de zandstreek konden oplopen tot enkele duizenden, bleef het totale aantal 'gansdagen'* er in de winter van 2018 - 2019 vooralsnog beperkt tot 4% van het totale aantal gansdagen dat in de Oostkustpolders werd vastgesteld. Er was dus nog geen sprake van een echte areaaluitbreiding.
De meeste groepen keerden bovendien ’s avonds terug naar de kerngebieden in de polders om er te overnachten. De ‘uitjes’ naar de zandstreek waren dus vooral gericht op eten. Naarmate de winter vorderde, daalde het aantal voedselvluchten richting zandstreek omdat almaar meer maïspercelen met oogstresten werden ingeploegd en er daardoor minder voedsel te vinden was.
Opmerkelijk: ook in de winter van 2019 – 2020 verkennen beide ganzensoorten de zandstreek.
Grote maïsakkers lokken honderden ganzen die op de stoppels en oogstresten komen foerageren. De trend van vorige winter lijkt zich dus door te zetten.
Natuurgids en birdwatcher PIERRE TAVERNIER : “Deze trend zien we dus ook in de winter van 2020 – 2021”. “De voorbije week fietste ik in de as Gistel -Koekelare -Keiem en telde regelmatig groepen kolganzen op nog niet omgeploegde maisakkers”.
“Ik kan ’s morgens de ganzen zien overtrekken richting westhoek en ’s avonds richting Oostkust. Ik schat het aantal ganzen die al enkele weken dagelijks heen en terug over Gistel vliegen minstens op 3000 exemplaren.” " Ik heb vernomen dat er in de ijzervallei 30.000 ganzen vertoeven !"
Opnieuw worden de recent ontdekte gebieden opgezocht, niet enkel in de zandstreek maar ook op de overgang tussen de Oostkustpolders en de IJzervallei, de 'tussenpolders' van Moere-Zande tot Leke, Keiem en Sint-Pieters Kapelle.
Dat grote aantallen Kolganzen al enkele decennia de aansluitende IJzervallei als favoriete overwinteringsstek gebruiken, was al langer gekend. Het wordt nu afwachten of ook de Kleine rietganzen - die tot nog toe erg plaatstrouw bleven aan de Oostkustpolders - binnenkort ook de Westhoek zullen ‘bezetten’.
Ondanks de verplaatsingen naar nieuwe voedselgronden, keren de verkennende ganzen elke avond wel terug naar hun vertrouwde slaapplaatsen op de historisch permanente graslanden in de Oostkustpolders. Hier blijken vooral de natuurinrichtingprojecten een bijzondere aantrekkingskracht te hebben op ganzen, die op zoek zijn naar natte weiden en open water.
Het LIFE-project ‘Oostkustpolders’ van Natuurpunt en de natuurinrichtingen van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) werpen zondermeer hun vruchten af. De ganzen komen er vooral om zich te poetsen en te drinken. Het behoud van een voldoende hoog waterpeil in de beschermde graslanden is dan ook van cruciaal belang. Hierover werd zeer recent een raamakkoord bereikt met diverse betrokken sectoren en instanties, mede dankzij de inspanningen van de gouverneur van de Provincie West-Vlaanderen.
Verhoogde mobiliteit zorgt voor meer risico’s
De verhoogde ganzenmobiliteit moet bij de planning van trajecten voor nieuwe hoogspanningsleidingen en de locatiekeuze voor nieuwe windturbines mee worden opgenomen in de risicoanalyses om aanvaringsrisico’s van vliegende ganzen en verstoring van de erg belangrijke voedsel- en rustgebieden maximaal te vermijden.
Sterke verstoringen door bv. helikopters zorgen er voor dat grote groepen ganzen zich meermaals per dag over grotere afstanden moeten verplaatsen. Dat kan voor problemen zorgen wanneer het landschap wordt doorkruist door steeds meer windturbines en hoogspanningsleidingen.
Hoe ganzen zich verplaatsen, kan o.a. worden opgevolgd door het aflezen van gecodeerde halsbanden die sedert 1990 bijna jaarlijks door onderzoekers werden aangebracht. Vooral bij Kleine rietganzen loont het de moeite om groepen af te speuren op (meestal witte) nekringen. Doordat die nekringen langsheen de hele trekroute tussen de broed- en overwinteringsgebieden worden afgelezen, weten we dat vogels op enkele dagen uit Denemarken - al dan niet met een tussenstop in Nederland - of uit Friesland naar de Oostkustpolders afzakken.
In Vlaanderen worden erg veel ringen afgelezen tijdens de wintermaanden, vooral omdat de meeste ganzengroepen zich hier goed laten afspeuren. Door het jachtverbod op arctische ganzen dat in Vlaanderen sinds 1982 werd ingesteld, zijn ze hier veel minder schuw dan bv. in Denemarken.
Een aantal Kleine rietganzen en Kolganzen werd intussen ook voorzien van GPS-zenders. Vorige winter werden 12 ‘zenderganzen’ opgemerkt in de Oostkustpolders. Een aantal van hen verplaatste zich mee naar de nieuwe voedselgronden in de zandstreek. Met de voorlopige resultaten van het Deens-Nederlands zenderonderzoek kan het veranderend ruimtegebruik van de ganzen nauwkeurig in kaart worden gebracht.
Dit onderzoek toonde ook aan dat door de klimaatopwarming steeds meer Kleine rietganzen in Denemarken blijven overwinteren en dus niet meer naar Vlaanderen afzakken. Toch blijven de Oostkustpolders nog steeds een 'veilige haven' voor zowat 30% van de (toenemende) Spitsbergen-populatie Kleine rieten. Het jachtverbod en de Europese bescherming van belangrijke graslandcomplexen zijn hierbij van groot belang.
EXTRA INFO: *‘Gansdagen’ worden gebruikt om het belang van een gebied voor overwinterende ganzen optimaal te kunnen uitdrukken (1 gans in 1 gebied op 1 dag= 1 gansdag voor dat gebied, 1.000 ganzen in 1 gebied op 1 dag = 1.000 gansdagen voor dat gebied; 1.000 ganzen in 1 gebied op 10 dagen = 10.000 gansdagen voor dat gebied).
Tekst : Eckhart Kuijken en Christine Verscheure
De foto’s van een vlucht ganzen trok ik rond 9 uur op 7 december 2020 boven mijn huis in de irislaan 1 te Gistel
PS: Door het beschermen van ganzen beschermen Eckhart en Christine nog veel andere vogels en landschappen. Ik heb dan ook een oneindig respect voor deze natuurbeschermers. Daarom plaats ik hieronder nog wat teksten en foto's die aantonen hoe belangrijk deze mensen zijn voor het natuurbehoud in Vlaanderen en ver daarbuiten.
Boegbeeld van natuurbehoud Eckhart Kuijken met pensioen
08-07-2007
Brussel
Eind juni gaat prof. dr. Eckhart Kuijken (65), administrateur-generaal van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), met pensioen. Hij leidde het Instituut voorNatuurbehoudgedurende 20 jaar en zette daarna het nieuwe Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek op de sporen. Hij bouwde een loopbaan uit als gerenommeerd wetenschapper met het onderzoek van watervogels en wetlands als focus. Daarnaast is hij ook gekend als fervent natuurliefhebber en eigengereid activist.
Na zijn opleiding als bioloog (dierkundige) bleef Eckhart Kuijken verbonden aan de Universiteit te Gent, waar hij in 1976 promoveerde tot doctor in de wetenschappen. Zijn proefschrift handelde over "Oecologie van overwinterende ganzen te Damme (W.Vl.) in Westeuropees verband". Het zijn deze vogels die hem in zijn verdere carrière over de halve wereld brachten. De gegevens uit zijn langetermijnmonitoring worden nu gebruikt in het raam van klimaatsverandering en behoud van waterrijke gebieden.
Tot op vandaag blijft Eckhart Kuijken verbonden aan de Universiteit Gent als hoofddocent bij de faculteit Wetenschappen, Vakgroep Biologie, Onderzoeksgroep Terrestrische Ecologie. Hij doceert er de cursussen ‘landschapsecologie en natuurbehoud’ en ‘natuur- en groenbeheer’. Zo bracht hij generaties studenten in contact met de problematiek van de biodiversiteit – ook in het veld.
Vanaf maart 1986 wordt zijn hoofdopdracht het opstarten en leiden van een nieuwe wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid: het Instituut voor Natuurbehoud (IN). Hij is daarvan de eerste en ook de enige algemeen directeur tot eind december 2005. Dan fusioneert het IN met het toenmalige Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer (IBW) en zo wordt hij vanaf 1 januari 2006 administrateur- generaal van het nieuwe Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) met zo’n 250 medewerkers.
De expertise van Eckhart Kuijken ligt op het vlak van biodiversiteit, ornithologie en ecologie, met nadruk op watervogels en wetlands. Hij was een van de initiatiefnemers van deBiologische Waarderingskaartin 1977 en is actief in het domein van de ‘Conservation Biology’. Hij heeft zich vooral ingezet voor de wetenschappelijke onderbouwing van het natuurbeleid en -beheer. De aanwijzing van beschermde gebieden (vb. RAMSAR,Natura 2000, Vlaams Ecologisch Netwerk) is één van zijn grootste streefdoelen, evenals het stimuleren van een groeiend maatschappelijk draagvlak voor milieu, natuur en landschap.
Als consultant inzake internationale natuurbehoudsmateries, was en is hij onder meer actief voor de Raad van Europa (expert group ‘Protected Areas’), en de Europese Unie (Biodiversity Platform). Hij vertegenwoordigde ons land bij de totstandkoming van de RAMSAR Convention on Wetlands (1971) en de Convention on Biological Diversity (Rio de Janeiro, 1992). Ook voor andere conventies over flora, fauna en habitats (Bern, Bonn, AEWA) levert hij bijdragen.
Eckhart Kuijken is misschien het meest bekend als fervent natuurliefhebber en eigengereid activist. Dit engagement kwam tot uiting in zijn voorzitterschap van de ‘Belgische Jeugdbond voor Natuurstudie’ (1964) en van vzw ‘Natuurreservaten’ (1980-1986), nu ‘Natuurpunt’.
Als lesgever en als boegbeeld van het IN(BO), als polderkenner en co-conservator van het reservaat ‘Gulke Putten’ te Wingene en vooral als begeesterend voordrachtgever heeft hij velen op het pad gebracht van natuurstudie en natuurbeleving. Met eenzelfde gedrevenheid hoopt hij een pleitbezorger te blijven van een ecologisch gefundeerd natuurbehoud.
Persinfo Sandra Van Waeyenberge, tel 0486 83 09 81, e-mail: sandra.vanwaeyenberge@inbo.be
Oostkustpolders nog altijd een veilige haven voor overwinterende kleine rietganzen uit Spitsbergen
22 DECEMBER 2020 Verslag van Eckhart Kuijken & Christine Verscheure
De aanzet van de winter 2020-2021 was extreem zacht: geen vorst, geen sneeuw, geen ijsdagen. Hoe reageren de 'vriezeganzen' op zulke zachte winters?
Kleine rietgans op retour?
Elk winterhalfjaar worden alle ganzen in de Oostkustpolders 7 keer gebiedsdekkend geteld. Een hele klus, die al decennialang wordt geklaard door een gedreven ploeg enthousiaste ganzentellers. Het telseizoen zit intussen bijna halfweg. Uit de eerste drie tellingen valt af te leiden hoe kleine rietganzen dit jaar vroeg en in grote aantallen naar de Oostkustpolders afzakten: de 3.300 exemplaren die midden oktober werden geteld, waren meteen goed voor de hoogste oktobertelling van het voorbije decennium (gemiddeld lag dat aantal op 730). Maar daarna stokte het wat: nooit werden er tijdens de novembertelling minder kleine rietganzen geteld dan dit jaar. Ondanks een voorzichtige inhaalbeweging in december bleven de aantallen met ca. 20.500 ook nu weer ver onder het december-gemiddelde van 26.500 uit de periode 2010-2020 (zie grafiek). De gemiddelde winterpiek van ca 28.500 tijdens het laatste decennium betekent nog altijd dat ruim 35% van de Spitsbergse populatie in de Oostkustpolders een veilige haven vindt.
En hoe verging het de kolganzen?
Die klopten in oktober alle records: met 16.700 lag het aantal vier keer hoger dan het gemiddelde uit de periode 2010-2020. Ook in november en december werden met resp. 17.600 en 30.200 hoge aantallen geregistreerd. De soort overwintert niet enkel in de Oostkustpolders: ook in de IJzervallei, het Oost-Vlaamse Krekengebied, de Scheldepolders en de vallei van de Grensmaas worden jaarlijks relatief grote wintergroepen gemeld. De brandgans zette deze winter sterk in: met 1.250 ex. lag dit aantal drie keer hoger dan tijdens een gemiddelde oktobertelling in de periode 2010-2020. Maar deze sterke seizoensaanvang zette zich niet door. Mogelijk kan dit deels worden verklaard doordat nogal wat brandganzen regelmatig verhuizen naar het Nederlandse Deltagebied waardoor de ‘Vlaamse’ aantallen soms wat lager uitvallen. Het aantal overwinterende grauwe ganzen blijft relatief constant tussen 2.800 en 4.500.
Geoogste maïsakkers in de Zandstreek zijn opnieuw in trek
Opvallend: deze winter is de derde winter op rij dat grote en vaak gemengde groepen kleine rietganzen en kolganzen de Zandstreek ten oosten en ten westen van Brugge opzoeken. Vooral de omgeving van Oedelem, de regio Snellegem - Westkerke en de 'overgangsgebieden' op de grens tussen de Zandstreek en polders van Gistel tot Sint-Pieters-Kapelle zijn in trek. De ganzen foerageren er liefst op geoogste maïsakkers, soms op weilanden. 's Avonds vliegen ze naar Damme, Oudenburg en Meetkerke om er te overnachten op natte permanente graslanden of waterbiotopen met kleine plassen en afgravingen. Deze werden vaak aangelegd in uitvoering van Europese LIFE-projecten of natuurinrichtingsprojecten. Hetzelfde geldt voor de slaapplaatsen in Klemskerke, Vlissegem en Uitkerke. Die massale en luidruchtige slaaptrek, op de grens van dag en nacht, is een indrukwekkend schouwspel. In de late namiddag wordt er nog intensief naar voedsel gezocht maar rond 17:00-17:30 begint de uittocht naar de slaapplaatsen. Deze pendelvluchten gaan soms door tot 23:00. De volgende ochtend - tussen 07:30 en 09:00 - gaat het weer de andere kant uit, van slaapplaats naar foerageergebied. Doorgaans gaat het om relatief korte vluchten tussen 5 en 12 km, zelden meer. Over de middag wordt vaak massaal geslapen op graslanden en akkers of actief gepoetst in beschikbare plassen: water is en blijft voor ganzen essentieel!
Minder ganzen met halsbanden door corona-pandemie
Om een zicht te krijgen op de verplaatsingen tussen de Arctische broedgebieden en de zuidelijk gelegen overwinteringsgebieden worden vogels geringd. Naast klassieke metalen pootringen worden hiervoor vaak ook kleurringen gebruikt. Bij ganzen worden ook vaak halsbanden met een unieke cijfer- en/of lettercode en verschillende kleuren gebruikt. Deze codes (telkens 3 tekens) kunnen best met behulp van een telescoop worden afgelezen. Sedert 1990 loopt een Deens ringproject bij de populatie kleine rietganzen uit Spitsbergen. Heel wat van deze geringde exemplaren worden in het winterhalfjaar in Vlaanderen afgelezen. Dit levert soms echte verrassingen, wat het veldwerk voor vele gespecialiseerde waarnemers juist boeiend maakt. Helaas konden door de beperkende maatregelen wegens de coronapandemie dit jaar in Denemarken en Finland geen nieuwe ringen worden geplaatst. Ook in Spitsbergen werd het ringwerk even ‘on hold’ geplaatst. Hierdoor verblijven deze winter minder 'versierde' ganzen in onze polders.
Nekringen S41, B3K & co
Eén van die gehalsbande kleine rietganzen is S41. Deze vogel werd als volwassen exemplaar op 3 augustus 2012 in Spitsbergen van een witte nekring voorzien. De voorbije acht jaar werd S41 al 216 keer gespot, vooral in de Oostkustpolders. Er vliegen ook nog kleine rietganzen rond die al eerder werden ‘gehalsband’. Bij de eerste projecten werd vooral gebruik gemaakt van blauwe nekringen. De meeste van deze ganzen zijn intussen reeds overleden, maar de blauwe B7X en B3K verbleven deze winter nog in de Oostkustpolders. B3K werd geringd in 2003 en werd de voorbije 18 jaar al 338 maal ‘afgelezen’. Wie meldingen van kleurringen invoert in www.geese.org of met de BirdRingApp krijgt de life-list en de vliegroute van de gehalsbande gans mooi in beeld.
Heel uitzonderlijk was de waarneming van VUI, een kleine rietgans met een grijze nekring die op 13 november 2020 kon worden afgelezen in Stalhille. Dit individu is afkomstig uit de populatie van IJsland/Groenland. Kleine rietganzen uit deze populatie overwinteren normaal uitsluitend in het Verenigd Koninkrijk. VUI is een vrouwtje, als juveniele vogel geringd op 22 maart 2018 in Martin Mere (Lancashire). Op 18 november zat VUI in Leke en op 25 november werd vermoedelijk dezelfde vogel ook opgemerkt in Gistel. Eerder werd VUI ook al in Nederland gemeld op de Maasvlakte en een tweede 'grijze' kon worden afgelezen op Texel. Mogelijk heeft de zware septemberstorm 'Odette' uit NW-richting de Engelse ganzen over de Noordzee geblazen en hebben de inwijkelingen ondertussen aansluiting gevonden bij de Spitsbergse overwinteraars in de Vlaamse Polders.
GPS-zenders
In 2018 en 2019 werden tijdens de voorjaarstrek in Finland en op ruiplaatsen in Spitsbergen 58 kleine rietganzen voorzien van nekringen met een ingebouwde GPS-zender. Daarvan kwamen er resp. 12 en 6 ex. tot in Vlaanderen; dit jaar zitten in Vlaanderen maar 4 van deze gezenderde ganzen (en zelfs slechts 2 in Friesland). De analyse van de zendersignalen door de onderzoekers in Nederland, Denemarken en Finland geeft uiteraard veel meer - nog niet gepubliceerde - details betreffende verplaatsingen, verblijftijden en trek over de gehele vliegroute. Gemiddeld verbleven de gezenderde exemplaren 56 dagen in de Oostkustpolders. Met de huidige zachte winter werd heel uitzonderlijk vastgesteld dat zender J2 - op 21 november 2020 aangekomen in Uitkerke - reeds op 13 december 2020 resoluut noordwaarts trok en op ca. 19 uur een afstand van 560 km aflegde tot in Denemarken. Dat tijdens diezelfde periode in Vlaanderen nog nieuwe halsbanden werden afgelezen die tot kort daarvoor nog in Denemarken of Friesland zaten, wijst op zeer merkwaardige, elkaar kruisende trekbewegingen. De gezenderde ganzen laten ook toe om de verspreiding en het slaapgedrag van deze individuen in detail op te volgen. Zo kon worden vastgesteld dat de kleine rietganzen nog steeds erg plaatstrouw zijn aan de Oostkustpolders en dat foerageerbewegingen richting Zandstreek vooralsnog beperkt blijven. (zie Goose Bulletin 25, 2020)
Dankzij het jachtverbod op ganzen sinds 1982, de bescherming van de kerngebieden in het Europees Natura 2000-netwerk en de vele beheer- of herstelmaatregelen voor waterrijke habitats in Uitkerke en Damme, de Zwaanhoek, het Pompje, Klemskerke/Vlissegem, Lissewege, Sint-Donaas en het Zwin mogen we gerust stellen dat de Oostkustpolders ruimschoots in aanmerking komen om de status van 'nationaal park' te verkrijgen. Vogels als kleine rietganzen en kolganzen, grutto’s en kluten kunnen daarbij zeker opgevoerd worden als echte ambassadeurs.